Maçons van Kentering aan het woord: ervaring 2

We schrijven 8 oktober 1966. Ik werd ingewijd in de zogenaamde geheimen van de vrijmetselarij. De dag voordien werd ik 29 jaar.

Mei '68 smeulde onderhuids, maar zou pas later hoog oplaaiend gaan branden.

In die periode werd ik meester-vrijmetselaar.

Ik behoor nu tot de anciens met zowat 52 jaar op de maçonnieke teller.

Gevrààgd werd ik om maçon te worden, om deel te gaan uitmaken van een genootschap (een vereniging? een club?) van mensen die streven naar de vervolmaking van de mens. Ik voelde mij vereerd, ja, gevleid en een beetje nieuwsgierig.

Het zogenaamde geheim van de vrijmetselarij was toen iets beter bewaard (nog geen internet, weet je wel?), al was dat ter zake – toen en wat mij betreft – perfect overbodig.

Ik liet mij, volledig vertrouwend op mijn beide peters, gewillig meedrijven en zou wel zien wat er te gebeuren stond. Velen waren mij voor gegaan op die weg, mensen waar ik naar op keek en nobele onbekenden, zo mannen als vrouwen.

In die voorbije 52 jaar was er niet alle dagen maçonnieke rozengeur en maneschijn. Ik kende periodes van twijfel en ongeloof vooral omdat er heel veel mooie woorden werden gespuid en er weinig daden volgden, tenzij op individuele en/of para-maçonnieke basis.

Ik trad toe tot een Antwerpse loge van het Grootoosten van België (GOB).

Het GOB was en is nog altijd (!) een uitsluitend mannelijk gezelschap, hoofdzakelijk blank, de leden zijn ouder dan gemiddeld en behoren tot de hogere en middenklasse van onze maatschappij.

Het GOB verklaart zichzelf, met ronkende woorden, universeel en kosmopolitisch.

Vandaag worstelen de broeders van het GOB nog altijd met de genderkwestie. Dat relativeert behoorlijk het universalisme. Maar ook verjonging, diversifiëring en aanwezigheid in bredere maatschappelijke lagen van de bevolking blijven alsnog een "nobel streven".

De opsplitsing, de verdeling dus in verschillende obediënties met ieder hun specificiteit, vond ik al snel eveneens in tegenspraak met de voornoemde universaliteit. Zijn dan niet àlle mensen gelijk- en evenwaardig of ze nu in een opperwezen geloven of niet en zonder onderscheid naar taal, geslacht, huidskleur, herkomst, seksuele geaardheid, …? Hebben zij niet allen fundamentele waarden gemeenschappelijk ondanks hun verschillen?

Gelukkig kende ik ook veel positieve ervaringen. Daardoor bleef ik meer dan een halve eeuw trouw, niet alleen aan mijn persoonlijke filosofische overtuiging, maar eveneens aan de vereniging (de organisatie, de club) die er dicht bij aanleunt en die deze overtuiging principieel (bescheiden, té bescheiden) propageert en verdedigt.

Dat een loge van het GOB ondogmatisch, democratisch en autonoom werkt in de federatie van haar obediëntie vind ik iets uitzonderlijks. Dit raderwerk is naar mijn aanvoelen een maatschappelijke schat die gevrijwaard én gekoesterd moet worden. Deze organisatie kan model staan in veel maatschappelijke geledingen, niet in het minst in de politiek, het syndicalisme, de ziekenfondsen, de bedrijfswereld, de ...

En dan is er de broederlijkheid.

Je mag het van mij aannemen dat er tussen broeders en zusters van de loges een bijzondere band bestaat. De verhalen over "ons kent ons", postenpakkerij, geheime invloeden en dies meer horen bijna allemaal thuis in de mythes die rond de vrijmetselarij geweven werden.

De geheimzinnigheid – of is het de discretie? – die de maçonnerie altijd heeft betracht, heeft daaraan beslist een behoorlijk deel gehad.

Vandaag is het (helaas?) nog altijd zo dat logezusters en -broeders in Europa zelden met vaandels en slaande trom op straat manifesteren en dat sommigen, om allerlei, soms gegronde redenen hun lidmaatschap niet publiek wensen te maken.

Logeleden beklimmen (helaas?) geen grote gebouwen om spandoeken op te hangen, publiceren niet om de haverklap moties, organiseren geen stakingen (indien ze dat al zouden kunnen), hebben geen (wekelijkse) uitzendingen op radio of televisie en overspoelen de zogenaamde sociale media noch met hun ideeën, noch met hun eisen.

De broederlijke band die vrijmetselaars verenigt, is een innige en warme band die gestoeld is op eerlijkheid, wederzijds begrip en openheid naar de anderen.

In die geest kan iedere zuster of broeder die dat wil, werken aan zichzelf, anderen daarbij helpen en door hen geholpen worden om zo te trachten zichzelf en de maatschappij te verbeteren.

De maçonnerie is "des mensen" en niets wat menselijk is, is er vreemd aan.

De prachtige idealen van de vrijmetselarij zijn nog lang niet verwezenlijkt, want deze vereniging ligt ingebed in een groter maatschappelijk gebeuren. De tijdsgeest speelt hier een rol.

Naar mijn aanvoelen zou de vrijmetselarij zich meer moeten uiten, haar idealen beter en frequenter kenbaar maken, haar stem laten horen wanneer haar waarden in de verdrukking komen. Maar evenzeer vind ik het haar rol om niet te wachten tot dan, maar voorop te lopen, richtinggevend te zijn en maatschappelijke krachtlijnen voor de lange termijn uit te zetten.

Gelukkig is de laatste jaren een kentering merkbaar om meer de daad bij het woord te voegen.

J.

Lees ervaring 3